ESTHER (DEEL 2)

Ze stelde zich voor op de begrafenis van een neef. ”Aangenaam, mijn naam is Esther,” zei ze op gepast treurige toon waarbij ze een vleug optimisme niet kon onderdrukken omdat haar auto niet op water rijdt en de kachel moet blijven branden. Een eenzame vrouw, maar één die er niet onder gebukt gaat, stelde ik na een korte diagnose vast. Iemand die van mensen houdt, zelfs als die het tijdelijke voor het eeuwige hebben verruild.

”De één zijn dood is de ander zijn brood,” is nergens zo treffend als in dit beroep.

Het is duidelijk dat je in sommige beroepen moet acteren maar aan de andere kant lijken veel beroepen op het lijf geschreven van degene die het uitoefent. Ik reed eens langs een bouwplaats en kon me totaal niet voorstellen dat die bonkige mannen met jatten als kolenschoppen aan een operatietafel zouden staan om een moeilijk bereikbare tumor weg te snijden. Aan de andere kan ik me bij een notaris niet voorstellen dat hij zijn frêle kleuterjufhanden vuil maakt aan een strontschep.

Na mijn vader’s overlijden kreeg mijn moeder uiteraard ook met de begrafenisondernemer te maken. Voor de deur stond een lange slungelige jongeman met puistjes die gehuld was in een te wijd kostuum. Binnengekomen begon hij onmiddellijk met zijn slecht uitgevoerde act. ”Oh, wat verschrikkelijk van uw man,” begon hij tegen mijn moeder nog voor de koffie op tafel stond. ”Wat zál u een verdriet hebben.” Nou viel dat reuze mee, leuk vond ze het niet maar hij was in zijn slaap overleden. Iets waar zij jaren later voor getekend zou hebben. Bovendien was het leven geen feest meer sinds hij meer oog had voor zijn postzegels dan voor haar. Mijn moeder barstte dus niet in snikken uit maar bleef nuchter. De jongeman wist dat zijn act niet aansloeg en werd zakelijker toen hij deel 2 introduceerde:

De kist.

Hij toverde een indrukwekkend boek tevoorschijn waarin vele kisten stonden, en zei: ”Uw man verdient het allerbeste, dus u wilt natuurlijk ook de mooiste kist,” Er klonk iets definitiefs in zijn stem alsof hij mijn moeder met een schuldgevoel wilde opzadelen als zij niet voor de mooiste zou kiezen. De mooiste bleek uiteraard de duurste maar mijn moeder koos- ondanks zijn aandringen- voor de middelste, want om mijn vader nou in de goedkoopste te stoppen vond ze wat te ver gaan. Ik denk meer voor haar gemoedsrust want ooit zei ze: ”Als mij wat gebeurt stop me dan maar in de goedkoopste. Het moet de grond in en de wormen moeten snel hun werk kunnen doen.” Ze was effectief en wilde dat na haar dood voortzetten. De uitvaartjongeman noteerde haar wens en vertrok daarna snel want hij voorvoelde dat een tweede kop koffie er niet inzat.

Ik heb dat hierboven beschreven voorval altijd onthouden. De jongeman was een slecht acteur maar misschien is dat later goedgekomen en heeft hij de fijne kneepjes van het vak toch geleerd. Dat is te hopen want nabestaanden hebben het kort na een overlijden al moeilijk genoeg.

ESTHER

Esther werkt als uitvaartverzorgster bij corporatie ”Onderlangs.” Ze vind het als gelovige een wat treurige naam. ”Bovendoor” had toepasselijker geweest. Het verwijst naar het hiernamaals en dat je dóór mag na je dood als je een beetje knap geleefd hebt tenminste.

Het begeleiden van nabestaanden na de dood van een dierbare geeft haar een grote voldoening. Maar soms als ze thuiskomt na een treurige dag gaat er een knop om en heeft ze het even helemaal gehad. Ze werpt haar bedrijfskleding af, opent de pc en gaat naar het mapje met blote mannen. Ze wil nu weleens voelen dat ze lééft.

”Mijn nagels mag ik ook weleens knippen,”verzucht ze als ze haar lingerie opzij schuift en de bekende rondjes draait.

Als even later de spanning uit haar lichaam verdwenen is sluit ze het mapje en opent haar twitteraccount. Met ironie schrijft ze: ”Kom zojuist bij onderlangs vandaan en ga straks aan de wijn.”

Zo, dat weten ze ook weer, al is er waarschijnlijk niemand die de kwinkslag begrijpt. De tv zet ik vanavond niet aan daar heb ik geen zin in. Het gaat alleen nog maar over ellende en dood. Op de zaak maak ik dat al genoeg mee. Ik drink een glas goede wijn en ga maar eens vroeg naar bed. Morgen wachten de doden en nabestaanden weer op me.

BOOS

’Is die meneer boos?’’ vroeg mijn kleindochter, ze kwam wat dichter naast me lopen. We liepen langs een auto waarvan het portier openstond met ernaast een emmertje sop. De eigenaar was even het huis in- vermoedde ik- om wat poetsmiddelen te halen. ‘’Die meneer is erg boos straks ploft ie nog uit elkaar,’’ ging ze angstig verder. ‘’Nou daar hebben wij geen last van want die meneer zit in de radio. Kom we gaan een lekker ijsje halen bij de snackbar.’

Tot zover even de conversatie met mijn kleindochter

Wat was het geval, uit de speakers knalde Boze Rap Muziek. Ik houd van oude soulzangers die een oergevoel in mij losmaken. Boze Rap Muziek maakt ook iets in mij los en wel een zeer onbehagelijk gevoel dat neigt naar agressie. Best knap dat ze dat bij een vredelievend persoon als ik voor elkaar krijgen. Ja, ik heb een bloedhekel aan Boze Rap Muziek, het staat keihard en de zangers zijn zonder uitzondering verschrikkelijk boos.

Ik schrijf zangers maar dat zijn het natuurlijk niet, Boze Rappers roepen agressief en begeleid door een harde bas en dito ritme hun van haat vervulde onheilsboodschap de wereld in. Ik stond laatst in de file achter een uitgebouwde Golf met dubbele uitlaten, het was koud dus de raampjes waren dicht. In de auto dreunde Boze Rap Muziek. De herrie stond zó hard dat de achterruit op de dreun van drum en bas gevaarlijk naar buiten bolde, terwijl de achterklep en portieren moeite hadden om in het slot te blijven. De bassen dreunde tot diep in mijn ribbenkast door, het geluid kon je voelen. Het was dat ik er vlak achter stond anders had ik graag getuige willen zijn van een explosie waarbij de ruiten en portieren door het luchtruim vlogen, de onderdelen van de auto vlogen alle kanten op en de chauffeur landde met een parachute op het wegdek. Hij kwam er zonder één schrammetje vanaf want een gewelddadige dood gun ik niemand, ook niet de fijnbesnaarde liefhebbers van de Boze Rap Muziek.

Maar dat zegt natuurlijk niets over de jongen achter het stuur. Misschien is het wel een verlegen ietwat timide jochie dat iedere zondag zijn bejaarde oma in het verzorgingstehuis bezoekt. ’’Daar is het kereltje weer, wat is hij groot geworden,’’ zegt oma dan telkens. Het joch heeft zijn pogingen opgegeven om oma te vertellen dat hij nu toch écht uitgegroeid is maar hoort de opmerking toch voor de zoveelste keer gelaten aan. Oma steekt dan haar spichtige vogelkoppie naar voren en bezorgt hem een natte zoen. Om dit te overleven sluit hij zijn ogen en probeert krampachtig aan een jongedame met flinke borsten en een wellustige venusheuvel te denken om het ondergane dragelijk te maken.

Na het bezoek stapt hij weer in zijn uitgebouwde Golf die pal voor het tehuis staat. Hij rijdt stilletjes weg en zwaait naar oma maar als hij de hoek omgaat zet hij de Boze Rap muziek weer keihard aan. Een rapper die zwaar articulerend over zijn woorden struikelt vult vol haat de ruimte van de auto. Maar het is natuurlijk een act van de Boze Rappers. Als ze zich na hun optreden naar hun villa’s spoeden hebben ze een voldane lach op het gezicht, ze hebben ze weer verdiend vandaag. Er is er misschien één bij die bij thuiskomst zijn vriend in de billen knijpt om daarna samen naar de sopraan Gerard Joling te luisteren. No more bolero’s is dan het lievelingslied. Misschien is er ook één bij die laatst een spartelende langpootmug van de verdrinkingsdood heeft gered. Een mens zoekt evenwicht in het leven nietwaar.

‘’Was het ijsje lekker?’’ vroeg ik toen ze het laatste hapje genomen had. ‘’Ja erg lekker’’, glunderde ze. Maar dan ineens ernstig ‘’We gaan toch wel een andere weg terug hé!’’